Consultatie dierexperimenteel onderzoek vs. epidemiologisch onderzoek

Verslag jongGR consultatie; najaar 2019

Afgelopen najaar vond een jongGR discussiebijeenkomst plaats voor jonge wetenschappers en beleidsmakers die ervaring hebben met arbo- of milieuonderzoek. Tijdens de middag werd met een tiental deelnemers gepraat over vragen als: hoe beoordeel je onderzoekskwaliteit? En: hoeveel gewicht geef je aan dieronderzoek ten opzichte van epidemiologisch onderzoek?

Deelnemers hadden uiteenlopende achtergronden, variërend van voedselveiligheid tot hormoonverstoring, of immunologie. Er waren epidemiologen en enkele toxicologen met verschillende specialismen. Ook was er een beleidsmedewerker en een commissielid.

De bijeenkomst werd georganiseerd samen met de secretarissen van de Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (GBBS) en de Commissie Signalering gezondheid en milieu.

Aandachtspunten van jongGR waren:

  • factoren om mee te wegen bij het beoordelen van kwaliteit van onderzoek zijn volgens jongGR in het algemeen: externe validiteit (in hoeverre de onderzoeksresultaten generaliseerbaar zijn naar andere situaties dan die in het onderzoek), grootte van de studie, correctie voor andere blootstellingen, en relevantie van de gekozen uitkomstmaat
  • tijdens de discussie over de stelling slecht onderzoek kun je negeren wordt geconcludeerd dat onderzoek van lage kwaliteit niet zonder meer genegeerd kan worden aangezien er doorgaans sprake is van een peer-review proces en er mogelijk wel bruikbare bevindingen zijn: soms is er geen ander bewijs voorhanden, ruwe data kan mogelijk wel relevant zijn of het kan helpen bij het definiëren van de lacunes in het onderzoek en definiëren van vervolgonderzoek. Wel moet bij de interpretatie van onderzoek van lage kwaliteit rekening gehouden worden met beperkingen van het onderzoek. Belangrijke vragen hierbij zijn: zijn er fouten gemaakt bij de uitvoering, is de controlegroep relevant, zijn de conclusies onderbouwd en is de gebruikte methode duidelijk en correct? Uiteindelijk kunnen dit ook redenen zijn om studies uit te sluiten, met name als er voldoende onderzoek van betere kwaliteit voor handen is.
  • uit de discussie over de stelling één studie is geen studie, zelfs niet als die van hele goede kwaliteit is wijst jongGR op het belang van het herhalen van het onderzoek. Dit is echter niet altijd haalbaar omdat zowel epidemiologisch als dierexperimenteel onderzoek kostbaar is. Als er één onderzoek van goede kwaliteit beschikbaar is, kan deze volgens jongGR gebruikt worden voor normstelling
  • op de vraag welk type onderzoek de sterkste bewijskracht heeft, is volgens jongGR geen eenduidig antwoord mogelijk. De stelling bij voldoende epidemiologisch onderzoek hoef je dierexperimenteel onderzoek niet meer mee te wegen geldt alleen wanneer de resultaten van het epidemiologisch onderzoek zeer sterk en constant zijn. Doorgaans zijn beide typen onderzoek complementair, vindt jongGR. Dieronderzoek kan bijvoorbeeld inzicht geven in het mechanisme van het gemeten effect en kan gebruikt worden voor het vaststellen van een toxische dosis. Een complicerende factor bij epidemiologisch onderzoek is confounding en bias. Een complicerende factor bij dieronderzoek is de generaliseerbaarheid naar de mens. Dit alles pleit ervoor om resultaten van beide typen onderzoek mee te wegen
  • als er geen wetenschappelijk bewijs is waarmee een norm kan worden vastgesteld, beveelt jongGR aan om voorzorgsmaatregelen te adviseren en daar waar mogelijk blootstelling te vermijden.

Onderwerpen om onder de aandacht te houden zijn:

  1. methoden om resultaten van dierexperimenteel onderzoek en epidemiologisch onderzoek te integreren
  2. de Bayesiaanse benadering om de bewijswaarde van onderzoeksresultaten te beoordelen
  3. nieuwe technieken ter vervanging van dierexperimenteel onderzoek.

Deelnemers aan de consultatie gaven na afloop aan dat ze het erg leuk vonden om met elkaar en de Gezondheidsraad in gesprek te gaan. Ze vonden het vooral erg interessant om op deze manier een kijkje in de keuken te krijgen van de manier van werken van de Gezondheidsraad.