Bepalen grenswaarde bij stoffen is complex

Interview prof. dr. F.G.M. (Frans) Russel, Radboud universiteit, Nijmegen

Frans Russel is voorzitter van de vaste Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (GBBS), de commissie die stoffen waaraan werknemers blootstaan beoordeelt op toxische eigenschappen en gezondheidseffecten op basis van wetenschappelijke literatuur. Onlangs kwam het advies voor een grenswaarde voor dieselmotoremissie uit. Het afleiden van de grenswaarde voor deze stof bleek niet eenvoudig. Wat maakte dat dan zo ingewikkeld?

Frans Russel
Beeld: ©Radboud

Hoe komt het dat de Gezondheidsraad nu pas een advies voor een grenswaarde geeft? Iedereen weet toch al heel lang dat werken in dieseldampen ongezond is?

We weten inderdaad al lang dat uitlaatgassen van dieselmotoren schadelijk zijn voor de gezondheid. Blootstelling op korte termijn kan leiden tot irritatie van ogen, neus, keel en longen. Mogelijke gezondheidseffecten bij langdurige inademing, zijn chronische aandoeningen van luchtwegen, hart- en bloedvaten en verschillende typen van kanker, met als belangrijkste vorm longkanker. Dat het toch zo lang heeft geduurd, heeft te maken met de complexiteit van het vaststellen van een grenswaarde. Informatie over alleen de schadelijkheid van een stof is daarvoor niet genoeg. Om een inschatting van het risico te maken moet je bijvoorbeeld ook weten wat de hoeveelheid schadelijke roetdeeltjes is die personen bij blootstelling aan een bepaalde concentratie dieseldampen daadwerkelijk binnenkrijgen. En hoe zich dat verhoudt tot de gezondheidseffecten. Dat kan het best worden vastgesteld op basis van epidemiologische studies die zijn uitgevoerd bij een zo representatief mogelijke blootstelling in de werkomgeving. Dat zijn ingewikkelde studies qua opzet en analyse. Mede omdat de tijd tussen blootstelling en het optreden van longkanker kan oplopen tot tien à twintig jaar. Er bleken maar drie van deze studies in de literatuur beschikbaar te zijn die de commissie van voldoende kwaliteit vond voor het afleiden van een grenswaarde.

Al in 2016 verscheen het achtergronddocument dat de commissie samen met de Nordic Expert Group maakte. Was het moeilijk om op basis daarvan tot een advies te komen?

Het document dat samen met de NEG is opgesteld ging over de eerder genoemde toxische eigenschappen van dieseldampen. Alle mogelijke schadelijke effecten die zijn beschreven in de literatuur - zowel bij proefdieren als mensen - zijn zorgvuldig in kaart gebracht. Op basis hiervan is ervoor gekozen om het overlijden aan longkanker als kritisch gezondheidseffect te hanteren en daarvoor een kritische grenswaarde af te leiden. Het document vormde dus een uitstekende basis voor ons advies. De moeilijkheid zat hem meer in de daaropvolgende risico-evaluatie met beperkte relevante literatuur. Een aspect dat voor veel discussie heeft gezorgd is het voldoende uitsluiten van mogelijke verstorende factoren, zoals roken of blootstelling aan andere mogelijk kankerverwekkende stoffen. Dit soort factoren zijn onlosmakelijk verbonden met epidemiologische studies. De commissie heeft de literatuur daarop kritisch beoordeeld en alleen die studies geselecteerd waarvan ze overtuigd was dat de onderzoekers zorgvuldig met die onzekerheden zijn omgegaan.

Hoe verhoudt het advies van uw commissie zich tot internationale aanbevelingen?

Dit is wereldwijd het eerste advies waarbij een grenswaarde is afgeleid op basis van epidemiologische studies met als kritisch eindpunt overlijden aan longkanker. In Duitsland hanteert men een drempelwaarde op basis van dierexperimenteel onderzoek om mensen op de werkvloer te beschermen tegen irritatie en ontsteking van de luchtwegen. Daarbij wordt verondersteld dat blootstelling onder de drempelwaarde ook beschermt tegen de ontwikkeling van kwaadaardige tumoren. Een belangrijk verschil is dat wij in ons advies het principe hanteren dat voor dieseldampen geen blootstellingsconcentratie aan te geven is waarbij géén kanker optreedt. Met andere woorden: er is geen veilige drempelwaarde en verondersteld wordt dat er bij elke blootstelling - hoe laag ook - een bepaalde kans bestaat op het ontstaan van kanker. De door ons afgeleide risiconiveaus liggen dan ook een stuk lager dan de Duitse waarde.

Vorige week reageerde Milieudefensie op het advies met de opmerking dat de concentratie roetdeeltjes in de buitenlucht hoger zou liggen dan de door u aanbevolen advieswaarde van 1 microgram per kubieke meter lucht. Hoe moeten we dat zien?

De aanbevolen advieswaarde is een luchtconcentratie die is gebaseerd op een vooraf door de minister van SZW vastgesteld risiconiveau dat alleen geldt voor werkplekken. In sommige gevallen kan het betekenen dat de daarop afgeleide concentratie – en dus aanbevolen advieswaarde - zo laag uitkomt dat deze in de buurt komt van de concentraties in de buitenlucht.

De commissie heeft de gezondheidskundige advieswaarden uitsluitend gebaseerd op beroepsmatige blootstellingsniveaus die zijn afgeleid uit de wetenschappelijke literatuur. De achtergrondconcentratie van roetdeeltjes in de buitenlucht kan afhankelijk van plaats en tijd sterk variëren. Bovendien zijn deze concentraties niet altijd vergelijkbaar met blootstelling op de werkvloer. Omdat de bronnen van de roetdeeltjes in de buitenlucht divers zijn en niet alleen afkomstig van dieselmotoremissie. En omdat op de werkplek maximaal acht uur achtereen wordt gemeten, de gemiddelde duur van een werkdag.

Is dit advies wel nodig? Tegenwoordig zijn dieselmotoren toch uitgerust met systemen om de uitstoot van roetdeeltjes tegen te gaan?’

Vanaf 2006 zijn er strenge Europese milieunormen ingevoerd om de uitstoot van schadelijke stoffen door dieselmotoren te verminderen. Dat is een goede zaak, maar geldt alleen voor nieuwe motoren. De praktijk is dat op werkplekken nog steeds oude dieselmotoren worden gebruikt. Denk daarbij ook aan de vele compressoren en generatoren. Het zal nog jaren duren voordat die allemaal vervangen zijn door nieuwe motoren die voldoen aan de laatste milieunormen.

Hoe gaat het nu verder met het advies?

Het advies is aangeboden aan het ministerie van SZW. De Subcommissie Grenswaarden Stoffen op het Werk van de Sociaal Economische Raad (SER) adviseert het ministerie vervolgens over de economische en praktische haalbaarheid bij uitvoering van het advies. Daar kan bijvoorbeeld het aspect van de variërende achtergrondconcentraties bij betrokken worden. De subcommissie bestaat uit werkgevers- en werknemersorganisaties. Zij voeren een haalbaarheidstoets uit door bedrijven en brancheorganisaties te vragen om blootstellingsgegevens te verzamelen. Uiteindelijk maakt het ministerie op basis van deze twee adviezen een afweging om tot een wettelijke grenswaarde te komen. Deze wordt opgenomen in de lijst van wettelijke grenswaarden. Wanneer er sprake is van een wettelijke grenswaarde dienen werkgevers preventieve maatregelen op de werkplek te nemen en zo potentiële gezondheidsrisico’s door beroepsmatige blootstelling aan dieselmotoremissie te voorkomen of zo laag mogelijk te houden.