Kroonjuwelen koesteren

Interview prof. Hans Brug, directeur-generaal RIVM, Bilthoven

Hans Brug heeft onlangs vanwege zijn benoeming bij het RIVM afscheid genomen van de Gezondheidsraad na een ‘commissieloopbaan’ van zo’n twintig jaar. Een periode waarin hij betrokken is geweest bij een flink aantal adviezen. In een vraaggesprek blikt Hans terug op die periode en staat nog even stil bij zijn laatste advies over Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen. Tot slot bekijkt hij de relatie met de Gezondheidsraad vanuit zijn nieuwe rol als DG RIVM en geeft hij de raad nog een advies mee.

Hans Brug
Beeld: ©RIVM

Als u denkt aan de tijd dat u begon in de jaren 90 en nu, wat zijn dan de grootste verschillen?

De verschillen betreffen zowel mijn rollen als hoe ik ervoer dat de Gezondheidsraad werkt. Een eerste verschil is dat ik bij mijn eerste ervaringen binnen en met de Gezondheidsraad vooral functioneerde als commissielid met een specifieke expertise op het gebied van gezondheidsgedrag en specifiek voedingsgedrag, terwijl ik later als vicevoorzitter en voorzitter van een (vaste) commissie verantwoordelijk was voor een breder perspectief en een goed verloop van de gang van zaken. Op een gegeven moment werd ik ook lid van de Presidiumcommissie, die mijn perspectief nog weer verder hielp verbreden en verdiepen. Een tweede verschil is natuurlijk dat ik in die 20 jaar zelf een paar keer van functie ben veranderd, meer ervaring opdeed. Dat heeft ook mijn functioneren binnen en kijk op de Gezondheidsraad beïnvloed.

Maar de Gezondheidsraad is in die periode ook veranderd, met wel een goede handhaving van zijn kroonjuwelen. Die kroonjuwelen zijn wetenschappelijke nauwkeurigheid door betrokkenheid van experts, ondersteund door deskundige en zeer consciëntieuze secretarissen. Dat wordt uitgedragen door de leiding van de Gezondheidsraad en door hun voorbeeldgedrag bevestigd. Wat veranderd is, is meer focus op relevantie van adviestrajecten, met oog voor zaken als doorlooptijd, verschil in aard en vorm van een advies passend bij de adviesaanvraag en de urgentie. Dat is een goede ontwikkeling die verder doorgezet kan worden, en waarbij ook de kroonjuwelen goed beschermd moeten blijven!

Welk advies is u het meest bij gebleven? En waarom juist dat advies?

Dat is tóch de Richtlijnen goede voeding vanwege de enorme klus en lange duur, maar ook vanwege de grote relevantie en belangstelling bij overheden, organisaties voor gezondheidsbevordering, bedrijfsleven en burgers, en vanwege het feit dat we een duidelijke verschuiving van voedingsstoffen naar voedingsmiddelen (en voedingspatronen) in die richtlijnen hebben opgenomen, waardoor de richtlijnen relevanter en praktischer zijn geworden.

In 2015 heeft de Gezondheidsraad al aanbevolen wat we het beste kunnen eten. Nu komt de raad met nieuwe voedingsnormen. Hoe zit dat nou?

Bij dat advies uit 2015, de Richtlijnen goede voeding, was ik ook betrokken, namelijk als vicevoorzitter van de betreffende commissie. Bij Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen was ik commissievoorzitter. Het eerste advies gaat over voedingsgewoonten, -patronen en -middelen die bij kunnen dragen aan een optimale gezondheid. Voedingsnormen gaan over nutriënten: welke heb je in welke hoeveelheden nodig om niet ziek te worden en gezond te blijven. Die twee dingen raken elkaar wel, als het goed is. Als je eet volgens de richtlijnen zou je algemeen gesproken voldoende van die stoffen conform de voedingsnormen binnen moeten krijgen. Maar er zijn wel een paar uitzonderingen, met name voor specifieke bevolkingsgroepen. Daarom verrijken we bijvoorbeeld het broodzout met jodium in Nederland. Verder wordt aan ouderen aanbevolen om extra vitamine D te slikken en zo zijn er nog een paar voorbeelden. Als je eet conform de richtlijnen, en uit voedselconsumptiepeilingen zou blijken dat je toch onvoldoende van een bepaalde voedingsstof binnenkrijgt, kan er worden overgegaan op verrijking of op een supplementadvies.

Als het om goede voeding gaat, zou je zeggen dat het niet uitmaakt waar je woont. Waarom niet gewoon de Europese aanbevelingen voor voedingsnormen overnemen? Wat gaat er mis als we dat niet zouden doen?

Het maakt inderdaad niet uit of je vitamine C binnenkrijgt in Zuid-Europa of in Katwijk aan Zee. Maar er zijn toch wel enkele verschillen, en misschien is fluor daar wel een goed voorbeeld van. In Nederland gaan we ervan uit dat de bescherming van onze tanden gebeurt door gefluoriseerde tandpasta. Op die manier proberen we te regelen dat mensen hun gebit zo goed mogelijk beschermen. Maar in sommige landen voeren ze een ander beleid en wordt drinkwater verrijkt met fluor voor betere verzorging van de tanden. In die landen kunnen de fluornormen hoger zijn. Dat is een voorbeeld van verschillen die binnen Europa dan toch optreden, en zo heeft de commissie er dus ook naar gekeken. De uitgangspositie was: we nemen de Europese normen die door EFSA zijn opgesteld over, tenzij er een belangrijke reden is waarom de situatie in Nederland afwijkt van die in de rest van Europa.

Van harte geluk gewenst  met uw benoeming als directeur-generaal van het RIVM! U hebt een groot overzicht van het veld. Hoe ziet u de verhouding tussen uw nieuwe instituut en de Gezondheidsraad?

Volgens mij werken de Gezondheidsraad en het RIVM goed samen waar dat nuttig of nodig is. Bij een aantal adviezen waar ik zelf bij betrokken was, was er ook vaak een vertegenwoordiger van het RIVM aanwezig. Bij het advies over de voedingsnormen berekende het RIVM bijvoorbeeld hoeveel Nederlanders aan de normen voldoen. Maar beide instanties hebben wel een eigen rol. De Gezondheidsraad is een adviesraad en geeft gevraagd en ongevraagd advies. Het RIVM is een agentschap dat niet alleen beleidsadviezen aan ministeries geeft, maar ook belangrijke uitvoeringstaken heeft. Waar de Gezondheidsraad bijvoorbeeld adviseert over wat er in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) moet worden opgenomen, coördineert en regisseert het RIVM de uitvoering daarvan. Bij bevolkingsonderzoek is er sprake van een soortgelijke rolverdeling. De Gezondheidsraad is een relatief kleine organisatie met een ondersteunend apparaat van beperkte omvang en externe experts zoals hoogleraren en andere wetenschappers uit onder meer universiteiten en universitaire medische centra. Het RIVM is een veel grotere organisatie en heeft een groot aantal experts zelf in dienst.

Wat adviseert u óns met het oog op de toekomst?

Mijn belangrijkste advies luidt: ga zo door! Ik vind het echt een kernwaarde van de Gezondheidsraad hoe zorgvuldig men te werk gaat, met grote aandacht voor de onafhankelijke positie. Om zo relevant mogelijk te blijven voor beleidsmakers moet wel de juiste balans worden gevonden tussen zorgvuldigheid en doorlooptijd. Daar valt misschien nog wat winst te behalen. Maar haastige spoed is, ook in deze, zelden goed, maar te veel geduld is ook niet goed, want geduld is een wanhoop vermomd als deugd!