Jaarbericht bevolkingsonderzoek 2007: zelftests op lichaamsmateriaal

De markt voor zogenoemde zelftests is volop in beweging. Er komen steeds meer producten en diensten waarmee mensen zelf bloed, urine, ontlasting of speeksel kunnen (laten) testen op de aanwezigheid van bepaalde stoffen. De claim is dat ze zo een ziekte of verhoogd risico op het spoor kunnen komen. Zelftests zouden zeer accuraat zijn en gezondheidswinst kunnen bieden. Soms is dit ook zo, maar meestal ontbreekt daarvoor een wetenschappelijke basis. Van veel tests is bijvoorbeeld niet te achterhalen hoe goed ze zijn in het opsporen van een bepaalde ziekte of aandoening, of is de kwaliteit in dat opzicht onvoldoende gebleken. In andere gevallen zijn de testprestaties wel goed, maar zegt de uitkomst nog weinig over of iemand nu wel of niet gezond is. En ook als er wel iets wordt opgespoord, zoals erfelijke aanleg voor een ziekte, levert dat niet noodzakelijk voordeel op voor de gezondheid. Er zitten dus veel haken en ogen aan zelf testen. De regelgeving is echter onvoldoende toegerust om burgers te beschermen tegen gezondheidsrisico’s van zelftests. Dat is de conclusie in het Jaarbericht Bevolkingsonderzoek 2007, waarin de Gezondheidsraad een flink aantal zelftests onder de loep neemt. Het Jaarbericht wordt vandaag aangeboden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.